Hayat probeert voor het eerst witte wijn

Heel gewoon Hayat

De acceptatie en adoratie van alcohol en de stoerdoenerij rond de vaak niet misselijke gevolgen, blijven voor Hayat een raadsel.

Door: Hayat 13 mei 2017, 02:00

Het lukt Marokkanen lang niet altijd, dat halal-bestaan. Het is nog verrassend lastig, want de regels zijn eigenlijk simpel: sommige dingen mogen niet. Niet een beetje. Niet soms. Gewoon helemaal nooit niet. Maar ja, zoveel duidelijkheid gaat kriebelen. Neem nou alcohol. Daar kunnen niet alle Marokkanen vanaf blijven. En omdat je niet semiharam kunt drinken, kun je evengoed twintig glazen achteroverslaan. De strafpunten heb je toch al binnen. Zo had de vriendin van mijn zusje de schrik van haar leven toen d’r broertje vorige week niet thuiskwam na een avond stappen. Hun ouders waren op vakantie en zij had ‘m een leuk uitje gegund. Om vervolgens midden in de nacht de hele stad naar hem af te zoeken tot ze hem vond op de eerstehulppost: meneer had van de gelegenheid gebruik-gemaakt om zich in coma te zuipen. Marokkanen drinken geen beschaafd glaasje wijn, die gaan meteen voor het echte werk.

Het deed me denken aan toen ik 15 was en met Saïda naar een bedrijfsfeest ging. Het meisje kwam uit een Berbers gezin waar ze erg kort werd gehouden, ze mocht nooit ergens alleen heen. Behalve naar haar werk. We hadden afgesproken dat we tegen onze ouders zouden zeggen dat het ‘verplichte werkoverleg’ ’s avonds was, omdat overdag de winkel nu eenmaal open moest. Haar ouders vonden het niks, maar vooruit: ik was een sneue boekenwurm die plechtig beloofde Saïda persoonlijk thuis af te zetten.

Ze dronk in één klap een fles martini leeg

Dat liep toch anders, want hun lieve dochter was op het idee gekomen voor het eerst alcohol te proberen. Ze dronk in één klap een fles martini leeg. Tegen de tijd dat ik het doorhad, lag ze midden in de zaal laveloos in haar eigen kots. Onze collega’s keken vol afschuw toe terwijl de manager Saïda in zijn auto droeg om haar thuis te brengen. Ik dacht aan haar vader, wanneer hij de deur zou openen voor een Nederlandse man die met zijn bewusteloze dochter over de schouders zou vragen in welke slaapkamer hij moest zijn. Een verontrustend beeld.

Behalve paniek, herinner ik me vooral mijn verbazing: geen drankje kon het toch ooit waard zijn je zo vreselijk veel ellende op de hals te halen? Ik vond er niets stoers aan en ging veel liever uit m’n dak op de dansvloer, heerlijk! Voor een leuke avond heb ik muziek nodig, niet indrinken of loskomen. Als Marokkanen trouwens één ding vooral niet moeten doen, is het ‘loskomen’. De factor stuiterbal is al hoog zat, doe die jongens dan eerder een glaasje warme melk met honing.

Mijn verbazing is nooit weggegaan, eerder toegenomen. Zo viel ik in m’n studententijd midden in de corporale zuipcultuur waarbij om iedere kater en elke dronkemansactie joviaal werd gelachen. Een gebroken tand, een verloren sleutelbos, een gemist tentamen, het deerde allemaal niet, want het was een mooie avond geweest en man o man wat hadden we gelachen. Ik had het ook een mooie avond gevonden en m’n buikspieren strak gelachen, alleen kwam ik met alle tanden en sleutels thuis om de volgende ochtend fris en fruitig aan een nieuwe dag te beginnen. Maar goed, dacht ik, dit hoort kennelijk bij de studententijd.

Ik nam een slok terwijl ze me met ingehouden adem aankeek

Nou, daarbij dus niet alleen trouwens, want toen ik na de studie het werkende leven in ging, bleek de drankcultuur er onverminderd dominant. Bij elk etentje, borrel of feestje brengen mijn collega’s verheugd het glas aan hun lippen voor die heerlijke eerste slok, en wat is het leven dan goed. Een verhaal over een iets te heftige avond levert nog steeds een quasischuldbewuste grijns op, waarna het gehoor reageert met een broederlijk ‘Mooi man!’.

Voor mij als buitenstaander is de vanzelfsprekende acceptatie, soms zelfs adoratie van alcohol, onbegrijpelijk. De last die wij er als samenleving door dragen, is verbluffend groot. Als ik in mijn praktijk alle geweldsmisdrijven, verkeerszaken en verslavinggerelateerde vermogensdelicten zou wegstrepen die verband houden met alcohol, zou ik bijna geen werk meer hebben. De rechtbank zou half leegstaan. En ziekenhuizen misschien ook. Toch blijft een drankje iets gezelligs hebben, iets dat je met smaak tot je neemt in een duur restaurant of met samengeknepen ogen op een zonnig terras. Datzelfde doen we niet met cocaïne, dan is het ineens strafbaar. Is dat niet even giftig en verslavend?

Al die verwondering over alcohol heeft me uiteindelijk doen besluiten het toch eens te proeven. Ik zat te eten met een vriendin die zo ongeveer van d’r stoel gleed van extase over een zalig droge wit. Nou, zei ik, kom eens door met dat glas, nu wil ik het weten ook. Ik nam een slok terwijl ze me met ingehouden adem aankeek. ‘Hè get’, zei ik, ‘het smaakt naar bedorven druiven met een scheutje spiritus.’